De elfjarige Filou verveelt zich te pletter. Sinds haar beste vriendin Karin is verhuisd, is er niets meer te beleven in het piepkleine dorpje waar ze woont. Of toch?
Op een gure avond in de herfst raakt Filou opgesloten in de oude kerk, die dienst doet als bibliotheek. Ze ontdekt een vreemde, oude vrouw die al jaren op de verlaten zolder leeft. Wie is ze? Komt ze echt uit een andere wereld? En wat is het geheim van de pinnige bibliothecaresse?
Filou besluit de oude vrouw te helpen en belandt in een magische wereld. Ze moet alles op alles zetten, want niet alleen zijzelf, maar deze hele wereld verkeert in gevaar…
Uitgeverij De Vier Windstreken (10+)
2010, 188 pag.
==========================
Wat vonden de deskundigen?
Wat vonden de lezers?
*
Stukje lezen? Dat kan!
Dáár!
Haar tastende vingers duwden het haakje omhoog. De deur zakte kreunend open. Buiten de wc was het gelukkig minder donker, doordat het licht van de straatlantaarns door de ramen naar binnen viel. Maar alles leek spookachtig geel.
‘Oh shit,’ mompelde Filou. ‘Dat heb ík weer.’
Terwijl zij op de wc zat, had mevrouw Bruinsma de bibliotheek afgesloten en was naar huis gegaan. Maar hoe kwam ze hier weer uit? De kerk werd niet meer gebruikt en de bieb was pas volgende week weer open. ‘Verdorie!’
Ze knipte de lichtschakelaar bij de uitgang aan en keek om zich heen. De deur zelf zat, zoals ze al had verwacht, stijf dicht. Ze rammelde er een beetje aan en bonsde een paar keer, maar haar vuisten maakten nauwelijks geluid op het dikke hout. Een wiebelig gevoel kroop in haar maag. Wat nu?
Filou wreef met haar hand over haar voorhoofd en keek in het rond. Aan de ene kant was de toegang naar de bibliotheek. Dáár hoefde ze niets te proberen, want die ramen konden alleen maar op een kiertje open. De andere deur leidde naar de kerk zelf. Filou duwde ertegen en hij ging piepend open.
Het geluid weerkaatste op de stenen vloer en tegen de witte muren. Tientallen bankjes stonden in nette rijen in de kale ruimte. Langs de zijkant, in het midden, verhief een drukbewerkte preekstoel zich naar het witte plafond. Bladeren en bloemen waren uitgesneden in het hout en engeltjes verstopten zich tussen de klimop. Aan het einde van het looppad stond een marmeren doopvont. Geen water.
Filou liep langzaam naar voren, haar blik op de ramen gericht. Konden ze open? Buiten huilde de novemberwind om de muren. Regen kletterde tegen de ramen en schaduwen rekten zich als monsters met grijpgrage vingers. De haartjes in haar nek prikten zenuwachtig omhoog. Filou vertelde zichzelf dat het onzin was. Ze was een grote meid, geen kleuter die bang is in het donker. Ze was hier gewoon alleen. Dát was het probleem. Maar ook deze ramen zaten potdicht. Er zat alleen een klein klepje bovenin, dat je met een stok kon openduwen. Geen uitgang.
Snel draaide ze zich om en liep terug naar de hal, waar het licht feller was en het geluid van de wind minder dreigend. Hoe lang zou het duren voor mama zich afvroeg waar ze was? Zou ze gaan zoeken? De politie bellen? Boven haar hoofd klapte een deur. Filou verstijfde. Haar hart begon wild te kloppen.
Haar blik ging omhoog, eerst naar het plafond, toen naar de wenteltrap die naar het kamertje leidde waar de buurtvereniging soms vergaderde, en daarna naar de zolder en het uurwerk van de torenklok. Dat had ze een keer gezien op Open Monumentendag. Vijf mensen per keer mochten langs het smalle trapje omhoog en verdrongen zich rond tikkende radertjes. Filou had ernaar gekeken en toen was de klok gaan slaan: twaalf lange, dreunende slagen.
De vloer kraakte. Eerst recht boven haar hoofd en daarna verder naar achteren. Filou werd duizelig. De kerk was verlaten, toch? Er was niemand anders, toch? Maar die geluiden…
Gewoon de wind. Doe niet zo stom! Of was er toch nog iemand in de kerk? Iemand die een vergadering voorbereidde, of gewoon schoonmaakte?
Ze haalde diep adem en zette haar voet op de onderste trede van de wenteltrap. Die kraakte, net als de volgende en de volgende. Het duurde een eeuwigheid voor ze het overloopje bereikte. Haar hand zweefde boven de deurklink van het kamertje en toen duwde ze hem omlaag. Op slot. Maar boven haar hoofd tikte iets. Schuifelde.
Even aarzelde ze, maar toen liep ze toch verder. Een klein deurtje – een dwergendeurtje bijna – ging naar de klok. Erachter hoorde ze het zware ‘tok-tok, tok-tok, tok-tok’ van het grote uurwerk.
Links was de grotere deur naar de zolder. Een gevaarlijke zolder, zei mevrouw Bruinsma altijd, want de plankenvloer was oud en vergaan en… Hij kraakte opnieuw. Met een zwaai gooide Filou de deur open. Ze tastte naar het lichtknopje – dat móést er zijn – en vond het.
Tl-buizen knipperden en overgoten de ruimte met witspetterend licht. Ze zag zware, stoffige dakspanten en een eindeloos plafond. In een hoek stonden vergeten, metalen archiefkasten. Iets scharrelde piepend weg voor haar voeten. Een muis, of een rat? Snel zette ze weer een stap naar achteren.
‘Meisje!’
De stem – was het een stem? – was smekend en een beetje klaaglijk. Ze wist niet zeker of ze hem echt gehoord had, of dat het geluid alleen aan de binnenkant van haar hoofd klonk. Ze slikte moeilijk. ‘Meisje!’
Weer! Rillingen vlogen over haar rug. Haar blik schoot van hoek naar hoek, van het plafond naar de vloer en de smalle deur in de zijwand en… Het licht ging weer uit alsof de stroomtoevoer plotseling was afgesneden. Van beneden in de hal klonk het scherpe getik van hakken op steen en ze hoorde de bitse stem van mevrouw Bruinsma. ‘Wie is hier binnen!?’
Niet de bezorgde vraag van iemand die bang is een kind per ongeluk te hebben opgesloten. Ze klonk boos. Woedend bijna. Maar Filou werd slap van opluchting. Zo snel haar benen haar konden dragen, roffelde ze de trap af, omlaag. Naar mevrouw Bruinsma.
Naar de vrijheid.
Spannend? Dan wil je vast verder lezen! De Heks van de Bibliotheek is niet meer in de boekhandel te krijgen, maar nog wel als e-book. En… ik heb er zelf nog een paar! Dus je kunt het nog bij mij zelf bestellen voor 14,95 + 3,86 aan verzendkosten!